Bloedverdunner (DOAC)

U bent op de SEH geweest waar is vastgesteld dat u een aandoening heeft waarvoor u een bloedverdunner (van het type “DOAC”) moet gebruiken, bijvoorbeeld vanwege boezemfibrilleren, een longembolie of een trombosebeen. U mag weer naar huis van de arts. Hier leest u:

  • Wat een DOAC  is
  • Hoe u een DOAC gebruikt
  • Of de medicijnen veilig zijn
  • Wanneer een DOAC niet gebruikt mag worden
  • Met welke medicijnen een DOAC niet samen gebruikt mag worden
  • Leefregels om rekening mee te houden.
  • Wat u kunt doen als u meer informatie wilt
  • Wanneer u contact moet opnemen met uw arts

Wat is een DOAC?

DOAC staat voor Directe Orale Anticoagulantium. Dit zijn bloedverdunners die een specifiek stollingseiwit remmen. Hierdoor klontert het bloed minder makkelijk samen waardoor de kans op een bloedprop (ook wel trombose of embolie genoemd) verkleind wordt.

In Nederland worden volgende DOAC’s voorgeschreven:

  • dabigatran (Pradaxa)
  • apixaban (Eliquis)
  • edoxaban (Lixiana)
  • rivaroxaban (Xarelto)

Hoe gebruikt u een DOAC?

DOACs worden als pil ingenomen, afhankelijk van het middel en de indicatie betreft dit 1 of 2 keer per dag. U kunt deze pil het beste op vaste tijden innemen. Deze middelen hebben een korte werkingsduur dus het is belangrijk om geen dosis te missen. U kunt uzelf hieraan helpen herinneren door bijvoorbeeld een alarm te zetten.

Zijn DOAC’s veilig?

Deze medicijnen zijn veilig als u zich aan de geadviseerde dosering houdt. Neem nooit andere medicatie of extra medicatie dan door een arts is geadviseerd. Lees bij het gebruik van deze medicijnen goed de bijsluiter en neem bij vragen contact op met uw arts.

Wanneer mag een DOAC niet gebruikt worden?

DOAC’s mogen niet gebruikt worden bij:

  • een allergie voor de werkzame stof
  • een (recente) maagzweer
  • recent letsel/operatie aan hersenen, ruggenmerg of ogen
  • recente hersenbloeding
  • leverziektes die gepaard gaan met stollingsstoornissen
  • zwangerschap of het geven van borstvoeding

Met welke medicijnen mag een DOAC niet samen gebruikt worden?

Vanwege een verhoogd risico op bloedingen (uw bloed is immers verdund) mogen DOAC’s niet gebruikt worden samen met ontstekingsremmende pijnstillers (NSAID’s) zoals ibuprofen, diclofenac, acetylsalicylzuur, naproxen en celecoxib. Ook is er een vergroot risico op bloedingen bij het gelijktijdig gebruik met andere bloedverdunners, bepaalde anti-epileptische medicijnen en medicijnen tegen HIV of schimmelinfecties. Neem laatstgenoemde medicijnen alleen samen met een DOAC in indien voorgeschreven door uw (huis)arts en neem bij twijfel contact op met uw huisarts of uw apotheek.

Leefregels om rekening mee te houden

Doe voorzichtig met sporten waar u eventueel verwondingen kan oplopen zoals bijvoorbeeld voetbal, boksen of andere vechtsporten.

U mag alcohol drinken als u dit middel gebruikt maar het is beter om niet veel te drinken. Door de combinatie van een DOAC en alcohol kan het langer duren voordat uw bloed stolt.

Het wordt geadviseerd om altijd een kaartje bij u te dragen, waarop de naam van het medicijn staat dat u gebruikt. U kunt dit bijvoorbeeld opbergen in uw portemonnee.

Wat kunt u doen als u meer informatie wilt?

Vragen over deze medicatie kunt u ook altijd voorleggen aan uw apotheker, uw huisarts of aan de behandelend dokter op de polikliniek. Ook kunt u in de bijsluiter bij de medicijnen meer informatie vinden.

Bij welke klachten moet u contact opnemen met uw arts?

Mensen die een DOAC gebruiken kunnen last krijgen van een verhoogde bloedingsneiging wat kan leiden tot bijvoorbeeld het sneller krijgen van blauwe plekken of bloedneuzen. Neemdirect contact op met een arts in geval van:

  • bloed in de urine
  • bloederige diarree
  • bloedspugen
  • bloed opgeven bij het hoesten
  • vaginale bloeding (buiten uw menstruatie om)
  • bloeding in het deel van het oog wat niet het oogwit is
  • een val op het hoofd met een hoofdwond
  • elke bloeding die niet wil stoppen

Meer informatie?

Voor meer informatie verwijzen wij u naar de Spoedeisende Hulp waar u behandeld bent of naar uw huisarts.

Pijnstilling voor volwassenen

U bent op de spoedeisende hulp (SEH) geweest. U mag weer naar huis van de arts en de arts heeft u advies gegeven pijnstillers te gebruiken.

Hier leest u:

  • Advies bij het nemen van pijnstillers,
  • Welke pijnstillers u mag gebruiken,
  • Hoe u het best minder pijnstillers kunt gaan gebruiken,
  • Welke soorten pijnstillers er zijn,
  • Wanneer u moet bellen met uw arts.

Advies bij het gebruik van pijnstillers

Het is belangrijk om de medicijnen te gebruiken zoals de arts u heeft verteld. Zo werken ze het best tegen de pijn en heeft u minder kans op bijwerkingen. Als de medicijnen niet genoeg werken tegen de pijn, kunt u met de SEH bellen. Als het langer dan 24 uur na het SEH-bezoek is, belt u de huisarts.

Welke soorten pijnstillers zijn er?

  • Paracetamol: paracetamol is de eerste keus. Als u de juiste hoeveelheid gebruikt, heeft paracetamol de minste bijwerkingen.
  • Diclofenac, Ibuprofen, Naproxen (Aleve), Brufen. Deze tabletten vallen in de groep NSAID’s. Deze tabletten kunnen meer bijwerkingen hebben en mogen niet door iedereen worden gebruikt. Er kunnen problemen komen als u klachten heeft van uw maag of als u een ziekte van uw nieren, lever, longen, darmen of hart heeft. Ook bij het gebruik van een bloedverdunner kan het gevaarlijk zijn. Als u een van deze problemen heeft of u bent allergisch, zeg dit dan tegen uw arts.
  • Morfine (Oxynorm, Oxycontin) of Tramadol. Deze tabletten vallen in de groep opiaten. Ze kunnen zorgen dat u suf wordt. Daarom moet u oppassen bij: rijden in het verkeer, nemen van belangrijke beslissingen en het gebruiken van gevaarlijke apparaten. Ook kunt u van deze medicijnen verstopt raken. Soms krijgt u extra medicijnen om de stoelgang te helpen.
  • Omeprazol, Pantoprazol, Esomeprazol: Dit zijn tabletten die de maag beschermen. U krijgt deze soms als u NSAID’s gebruikt.

Welke pijnstillers mag u gebruiken?

Vaak is één soort pijnstiller genoeg, maar soms zijn er meerdere nodig. Sommige pijnstillers kunnen elkaars effect versterken. Als u van de arts meerdere tabletten krijgt, kunt u ervan uit gaan dat u deze samen kunt gebruiken. Als u twijfelt of u de pijnstillers samen met uw eigen medicijnen mag gebruiken, overleg dit dan met uw arts.

Het is belangrijk dat u de medicijnen op vaste tijden gebruikt en niet wacht tot u pijn heeft. Het is beter om de pijn voor te zijn. Soms is het nodig om een maagtablet te gebruiken bij de pijnstillers. Als dat nodig is, dan krijgt u deze van uw arts.

Hoe kunt u het best minder pijnstillers gaan gebruiken?

Als u merkt dat de pijn minder wordt, kunt u minder medicijnen gaan gebruiken. Het is niet slim om in één keer te stoppen. U gebruikt steeds minder tabletten, tot u geen pijnstillers meer nodig heeft. 

  1. Eerst stopt u met de Tramadol, Oxycodon of Morfine (als u dit heeft). 
  2. Als dit goed gaat, stopt u met de Ibuprofen, Naproxen of Diclofenac. 
  3. Als laatste stopt u met de paracetamol. 

 

U gebruikt elke dag een keer minder vaak de medicijnen. Als u bijvoorbeeld 3 keer per dag een tablet inneemt, neemt u nu 2 keer per dag een tablet. De dag daarna gebruikt u 1 keer per dag een tablet. 

Ook kunt u een dosis halveren. Als u bijvoorbeeld 3 keer per dag 2 tabletten gebruikt, neemt u nu 3 keer per dag 1 tablet. Als u merkt dat u toch te veel pijn krijgt, kunt u langzamer met de medicijnen stoppen.

Wanneer moet u bellen met uw arts?

  • Als u na 1 week nog de maximale hoeveelheid pijnstillers gebruikt.
  • Als u last heeft van één van de bijwerkingen.

Meer informatie?

Voor meer informatie verwijzen wij u naar de Spoedeisende Hulp waar u behandeld bent of uw huisarts.

Bloedverdunner (injectie)

Uitleg over het spuiten van bloedverdunners onder de huid.

Op de spoedeisende hulp kreeg u advies over het gebruik van bloedverdunnende spuitjes.

Hier leest u:

  • Wat een bloedverdunner is,
  • Hoe u de bloedverdunner gebruikt,
  • Wanneer u de bloedverdunner moet gebruiken,
  • Wat u moet doen als u meer informatie wilt.

Wat is een bloedverdunner?

Een bloedverdunner is een medicijn dat ervoor zorgt dat het bloed minder samenklontert. Daardoor is er minder kans op trombose: een bloedpropje in één van de bloedvaten.
U heeft de spuitjes gekregen voor het behandelen of voorkomen van trombose. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij een trombosebeen, longembolie (bloedpropje in de longvaten) of gips, na een operatie of bij klachten van het hart.

Hoe gebruikt u deze bloedverdunner?

1.

Was uw handen met water en zeep, droog uw handen.

2.

Haal het dopje van de naald: pak het dopje vast en trek in één beweging recht naar boven (zie figuur 1).

3.

Ga in een prettige houding zitten of liggen. Zoek een plaats links of rechts van de navel om de prik te zetten (zie figuur 2). U kunt de prik ook in de voor-/zijkant van het bovenbeen zetten. Het is verstandig om niet elke dag op dezelfde plek te spuiten, maar te wisselen tussen links en rechts.

4.

Neem een huidplooi tussen duim en wijsvinger en blijf deze vasthouden terwijl u de spuit zet (zie figuur 3).

5.

Houd de spuit rechtop. Breng de hele naald loodrecht in de huidplooi (zie figuur 4). Spuit de vloeistof langzaam in door de spuit helemaal leeg te duwen.

6.

Als u klaar bent met het spuiten van het medicijn, haalt u de naald uit de huid en laat u de huidplooi los (zie figuur 5). Niet over de plek wrijven. Als de plek waar u geprikt heeft gaat bloeden, kunt u hier een paar minuten met een zakdoekje op drukken.

7.

Na het zetten van de prik, drukt u de hoes terug over de naald tot u ‘klik’ hoort (figuur 6). Nu kunt u zich niet meer prikken aan de naald.

8.

Gooi de spuit veilig weg in de naaldencontainer.

Wanneer moet u de medicijnen gebruiken?

Het is verstandig om de spuit elke dag op dezelfde tijd te zetten. U kunt hier het best een alarm voor zetten.

Zijn de medicijnen veilig?

Deze medicijnen zijn veilig als u de goede hoeveelheid gebruikt. Gebruik nooit meer dan de arts heeft geadviseerd.

Wilt u meer informatie?

Vragen over deze medicatie kunt u ook altijd voorleggen aan uw huisarts of aan de behandelend dokter op de polikliniek.

Pijnstilling voor kinderen

Op de spoedeisende hulp kreeg u advies over pijnstilling bij uw kind. Hier krijgt u extra informatie die helpt bij pijnstilling bij uw kind. De belangrijkste tips en informatie ziet u in de video. Wilt u daarna nog meer informatie, dan kunt u de tekst hieronder lezen.

Wat is pijn?

Pijn geeft een vervelend gevoel. Toch is pijn soms nuttig, want het waarschuwt ons. Pijn kan door verschillende dingen komen, zoals wonden, botbreuken of een ontsteking. De ernst van de pijn kan per kind verschillen. Soms is er pijn zonder duidelijke oorzaak. Stress en spanning kunnen bijvoorbeeld buikpijn veroorzaken. Er is dan geen schade aan het lichaam door een ontsteking of letsel, zoals een kneuzing. Toch is deze pijn even erg en moet goed behandeld worden.

Hoe weet ik dat mijn kind pijn heeft?

Pijn kan veel invloed hebben op uw kind. Het kan ervoor zorgen dat uw kind slechter slaapt, minder wil eten of niet wil spelen. Ook kunnen kinderen prikkelbaar, verdrietig of stiller worden.

Kinderen jonger dan 4 jaar kunnen moeilijk zeggen waar ze pijn hebben en hoe erg de pijn is. Let daarom goed op hun gedrag en houding. Kreunen of stiller zijn dan normaal kunnen tekenen van pijn zijn.

Kinderen tussen de 4 en 8 jaar oud kunt u vragen naar hun pijn. Op de spoedeisende hulp gebruiken we hiervoor de gezichtjesschaal. Het kind wijst dan aan welk gezichtje laat zien hoe hij of zij zich voelt.

Kinderen vanaf 8 jaar kunnen hun pijn vaak in een cijfer van 0 tot 10 uitdrukken, waarbij 10 de ergste pijn is en 0 geen pijn. Soms kan een kind alleen op bepaalde momenten pijn aangeven, bijvoorbeeld bij hoesten of bewegen.

Een verkeerd cijfer bestaat niet! Het gaat om de pijn die uw kind op dat moment ervaart.

Wat is het belang van pijnmedicatie?

Pijnmedicatie is een belangrijk onderdeel van de behandeling van uw kind. De arts bekijkt of uw kind na de behandeling op de spoedeisende hulp nog pijn kan hebben. Als dat zo is, zal de arts pijnstilling adviseren. Bijvoorbeeld, een botbreuk kan ondanks gips nog steeds pijnlijk zijn.

 

Er zijn verschillende pijnstillers, zoals paracetamol en diclofenac. Voor elke pijnstiller geldt een maximum aantal dat uw kind mag hebben. Eerst krijgt uw kind paracetamol. Naast paracetamol kan de arts andere pijnstillers aanraden. Deze werken anders dan paracetamol. Door ze samen te gebruiken, versterken ze elkaars werking.

Hoe moet de medicatie worden toegediend?

Pijnmedicatie bestaat in verschillende vormen.

  • Een tablet: kan met water, vla of yoghurt worden ingenomen.
  • Drankvorm of smelttablet: sommige pijnstillers zijn ook als drank of smelttablet verkrijgbaar.
  • Zetpil: een langwerpige witte pil die smelt na het inbrengen via de billen (anus).

Als uw kind groot genoeg is om medicijnen via een drankje of tablet in te nemen, heeft dit de voorkeur. U kunt zelf het beste inschatten wat voor uw kind het meest geschikt is.

Wanneer moet ik de medicijnen geven?

Voor het beste effect is het belangrijk om uw kind de medicatie op vaste tijdstippen te geven. Dit kan bijvoorbeeld elke 6 uur of elke 8 uur zijn. U kunt een alarm zetten als herinnering. Wacht niet tot uw kind pijn heeft, het is beter om de pijn voor te zijn.

Zijn de medicijnen veilig?

In de geadviseerde dosering kunnen deze medicijnen veilig aan kinderen worden gegeven. Geef nooit andere of extra medicatie dan door de arts geadviseerd.

Meer informatie?

Voor meer informatie verwijzen wij u naar de Spoedeisende Hulp waar u behandeld bent of uw huisarts.